Verbindingen moeten robuust en betrouwbaar zijn
1. Voor geleidende bout-moerverbindingen:
Gebruik koperen sluitringen bij de moeren. Draden kunnen op O-ring connectoren gekrompen worden of voorbereid worden door strippen, wikkelen, vertinnen en plat maken voor gebruik als connectoren. Zorg ervoor dat er geen draden uitsteken na het aansluiten om elektrische kieren en kruipafstand te minimaliseren. Wanneer zeskantmoeren en O-ringconnectoren worden gebruikt, moeten de afstanden G1 en G2 worden aangepast zoals afgebeeld in Figuur 7.11, zodat aan de vereiste normen voor elektrische spelingen wordt voldaan.
Vermijd connectoren van het U-type voor geleiderverbindingen vanwege het risico op losraken en vonkvorming bij het losmaken. Gebruik in plaats daarvan connectoren van het O-type die, zelfs als ze loskomen, de temperatuur verhogen zonder los te raken. Het losmaken van verbindingen is ten strengste verboden.
Voor draadbout-moer krimpen met lage spanning en hoge stroom worden bouten en moeren met fijne draad aanbevolen.
2. Voor plug-in verbindingen:
Gebruik een vergrendeling om de verbinding te beveiligen en te voorkomen dat de draad wordt losgetrokken. Bij gebruik van klemmenstroken moet de ingebrachte draadkern worden vastgezet met een veerring om de stabiliteit te garanderen, aangezien het onvoldoende is om alleen op het isolatiemateriaal van de klemmenstrook te vertrouwen voor wrijving. Klemmenstroken zonder effectieve maatregelen tegen losraken mogen niet worden gebruikt in explosieveilige elektrische apparaten.
3. Voor lassen:
Voorkom 'koudlassen' tijdens het proces, omdat dit de prestaties van het elektrische circuit kan aantasten en de temperatuur van het laspunt kan verhogen.
2. Draadverbindingen in intrinsiek veilige circuits
1. Basis intrinsiek veilige circuitverbindingen:
Ze moeten niet alleen zorgen voor een betrouwbare verbinding, maar ook dubbel bedraad zijn. Als je connectoren met dubbele bedrading gebruikt, moeten de connectoren zelf ook dubbele bedrading ondersteunen.
Dit wordt beschouwd als een betrouwbare methode. Volgens het ontwerp van de printplaat zijn enkeldraads verbindingen toegestaan met een draaddiameter van minstens 0,5 mm of een printbreedte van minstens 2 mm.
2. Aardingsdraden op printplaten:
De aardedraad moet breed zijn en de printplaat omcirkelen, zodat er een stevige en betrouwbare aardverbinding is.