Explosieveilige elektrische apparatuur moet een metalen behuizing hebben die geaard is. Daarnaast is potentiaalvereffening noodzakelijk om potentiële lekstromen als gevolg van isolatiefouten te voorkomen en om het risico te vermijden dat elektrische vonken door zwerfstromen explosieve gasmengsels ontsteken.
Voor dergelijke apparatuur moeten aarding en potentiaalvereffening worden geïmplementeerd in een dubbel systeem, waarbij elk apparaat is uitgerust met zowel interne als externe aardklemmen. Deze klemmen moeten op hetzelfde potentiaal worden gehouden en worden aangesloten op het aardingssysteem om de effectiviteit van de aarding en aarding te garanderen.
Interne aarding moet worden aangebracht in het bedradingscompartiment (aansluitdoos of hoofdkamer) en externe aarding moet worden aangebracht op de hoofdbehuizing van het apparaat. Dit zorgt ervoor dat de belangrijkste metalen onderdelen van het apparaat, zoals het frame, hetzelfde aardpotentiaal hebben.
De geleiders die gebruikt worden voor aarding en potentiaalvereffening moeten voldoen aan een minimale doorsnede, S. In een eenfasig hoofdcircuit, als de doorsnede S0 niet meer is dan 16mm², dan moet S ten minste S0 zijn. Voor S0 tussen 16mm² en 35mm² moet S 16mm² zijn. Als S0 groter is dan 35mm², dan moet S meer dan de helft van S0 zijn. Als S0 erg klein is, moet de minimale doorsnede minstens 4 mm² zijn.
Elke aarding en potentiaalvereffening moet zorgen voor betrouwbare verbindingen tussen de geleiders en de aardklemmen, met maatregelen om losraken of corrosie te voorkomen.
Bij draagbare elektrische apparaten die door het elektriciteitsnet worden gevoed, kan de externe aarding worden omzeild, maar moet de interne aarding worden uitgevoerd via een kabel met een aardingskern. Als het apparaat gevoed wordt door een accu met ongeaarde polen, is aarding niet nodig. Bovendien moeten elektrische apparaten met dubbele of versterkte isolatie niet worden geaard.