In elektrische apparatuur met verhoogde veiligheid, zoals explosieveilige motoren, transformatoren, elektromagnetische draden en voorschakelapparaten voor fluorescentielampen, bevat een deel interne wikkelingen. De eisen voor deze wikkelingen, zowel mechanisch als elektrisch, zijn hoger dan die voor standaard wikkelingen.
Over het algemeen moet de geïsoleerde draad die gebruikt wordt voor het wikkelen van deze spoelen dubbel geïsoleerd zijn en de nominale diameter van de spoel mag niet kleiner zijn dan 0,25 mm.
Voor de geëmailleerde draad die bij het wikkelen van deze spoelen wordt gebruikt, wordt aanbevolen om GB/T6109.2-2008 "Polyester Geëmailleerde Ronde Koperdraad, Klasse 155," GB/T 6109.5-2008 "Polyester-imide Geëmailleerde Ronde Koperdraad, Klasse 180," GB/T 6109.6-2008 "Polyimide Geëmailleerde Ronde Koperdraad, Klasse 220," of GB/T6109.20-2008 "Polyamide-imide Samengestelde Polyester of Polyester-imide Geëmailleerde Ronde Koperdraad, Klasse 220" te gebruiken.
Daarnaast mag geëmailleerd rond koperdraad van graad 1 zoals gespecificeerd in deze normen worden gebruikt, op voorwaarde dat het de relevante tests doorstaat die in de normen worden beschreven.
Na het wikkelen moet een geschikt impregneermiddel worden gebruikt om de isolatie-eigenschappen van de wikkelingen te verbeteren.
Het impregnatieproces moet de door de fabrikant gespecificeerde methode volgen, waarbij technieken zoals dompelen, druppelen of vacuümdrukimpregnatie (VPI) worden gebruikt om de openingen tussen de wikkeldraden op te vullen en een sterke hechting te garanderen. Als het impregneermiddel oplosmiddelen bevat, moeten de impregnatie en het drogen twee keer worden uitgevoerd om verdamping van het oplosmiddel mogelijk te maken.
Over het algemeen worden methoden zoals spuiten of coaten voor het isoleren van wikkelingen als onbetrouwbaar beschouwd voor explosieveilige elektrische apparatuur. In de engineeringpraktijk moet hier voldoende aandacht aan worden besteed.
Voor hoogspanningswikkelingen moeten de geïmpregneerde wikkelingen bovendien behandeld worden met anticoronalak om extra gevaren veroorzaakt door coronaontladingen te voorkomen.
In elektrische apparaten met verhoogde veiligheid, of het nu motoren, elektromagnetische spoelen of spoelen van andere apparatuur zijn, moeten ze over het algemeen zijn uitgerust met temperatuur beveiligingen om te voorkomen dat de grenstemperaturen worden overschreden bij normale werking of onder abnormale omstandigheden.
Als een wikkeling de limiettemperatuur niet overschrijdt bij continue overbelasting (zoals een motorrotorslot), of als een wikkeling niet onderhevig is aan overbelasting (zoals een voorschakelapparaat voor fluorescentielampen), dan is er geen temperatuurbeveiliging nodig.
Wanneer elektrische apparatuur met verhoogde veiligheid is uitgerust met temperatuurbeveiligingen, kunnen deze zowel intern als extern worden geïnstalleerd. Hoe dan ook, de beveiliging moet de juiste explosieveilig type en moet worden beoordeeld in combinatie met de beschermde apparatuur.